Henri Koek wil noordelijk zwemmen weer op de kaart zetten

Henri Koek volgt op 1 augustus 2020 in het Opleidingscentrum Zwemmen Drachten (OC Drachten) na zeven jaar Frank Bosma op als trainer. Keerpunt sprak medio juni met hem. Een belangrijk doel voor Koek is om van de samenwerking tussen de noordelijke zwemverenigingen en het OC Drachten een geoliede machine te gaan maken. “Ik wil dat nationale afvaardigingen voor internationale toernooien straks weer voor zeker twintig procent uit noordelijke zwemmers en zwemsters bestaan.”

Koek vertelt over de aanleiding voor de overstap: “Ik was al regiocoördinator Regio Noord voor de KNZB. Op een gegeven moment heeft André Cats, technisch directeur van de KNZB, me gevraagd een plan te schrijven hoe het beter zou kunnen met het zwemmen in het noorden. Met daarbij aandacht voor het OC, maar zeker ook voor de verenigingen. Het leidde er vervolgens toe dat Cats me vroeg om trainer bij het OC Drachten te worden met – in vergelijking tot Frank Bosma – een aantal extra taken: het bondscoachschap voor de junioren zwemmers en het meedraaien in het managementoverleg.”

Verenigingen in hun kracht zetten

Een belangrijke taak voor Koek wordt ook om de banden met de verenigingen in het noorden weer aan te halen of – zoals hij het zelf uitdrukt – “ze weer meer in hun kracht te zetten”. “Dat zat ook wel een beetje in mijn functie als regiocoördinator, maar omdat ik tegelijkertijd ook lesgaf en Orca trainde, hing het er in de praktijk maar vaak een beetje bij.”

De afgelopen twintig jaar combineerde Koek het docentschap aan het de Christelijke Scholengemeenschap Comenius in Leeuwarden met het trainerschap bij de Leeuwardense zwemvereniging Orca. Beide functies zal hij moeten neerleggen nu hij fulltime trainer wordt bij het OC Drachten. Toch heeft Koek niet getwijfeld: “Ik geef nu mijn ene passie, onderwijs, op om me fulltime aan mijn andere passie, zwemtrainer, te kunnen wijden.”

Werk aan de winkel

En in het noorden is werk aan de winkel. Koek: “We zien dat het zwemmen in deze regio de laatste tien jaar flink achteruit is gegaan. Zowel in de breedte als qua niveau. Daarbij was het enerzijds zo dat het OC nog wel behoorlijke zwemmers ‘naar boven toe’ afleverde, maar zag je anderzijds dat verenigingen minder sterk werden en dat kleine verenigingen afhaakten en niet meer aanwezig waren bij regiokampioenschappen. En dat is zorgwekkend want vaak waren juist die kleine verenigingen de bakermat van het talent.”

Koek heeft wel een verklaring voor de terugval: “Toen destijds de kringen werden opgeheven en plaatsmaakten voor de regio’s, is in het noorden de keuze gemaakt meteen regionale minioren finales in te voeren. Daardoor veranderde er veel voor kleine verenigingen. Die gingen voorheen met vijf of zes zwemmers naar een kringkampioenschap en kwamen wel eens met een medaille terug. Het was voor hen ook echt een leuk dagje uit. Op het moment dat het werd opgeschaald, ging er nog maar één zwemmer naar zo’n kampioenschap. En ook een trainer ging dan mee voor maar één zwemmer. Dat was een stuk minder leuk.”

Trainingsstages voor minioren

Koek probeerde de afgelopen jaren het tij wel al te keren. Zo nam Koek na overleg met diverse trainers uit de regio het initiatief om provinciale trainingsstages voor minioren te organiseren’. Daar liep hij echter – bijvoorbeeld in de provincie Drenthe – tegen een ander probleem aan: het niveauverschil tussen jongens en meisjes. “Als je hen vervolgens in hetzelfde zwembad had willen laten trainen, had je wel een probleem gehad.” Toch wil hij ook in zijn nieuwe functie doorgaan met de trainingsstages voor minioren. “Ook omdat juist op die leeftijd zowel de zwemmers als de ouders nog enthousiast zijn.” Ook zal Koek zich hard maken binnen de KNZB om de iets kleinere kampioenschappen weer in ere te herstellen, zodat kleine verenigingen weer met grotere afvaardigingen ernaartoe kunnen gaan.

Maar ook voor de verenigingen zelf ziet Koek een duidelijke taak weggelegd: zij moeten energie steken in het al op jonge leeftijd enthousiasmeren van zwemmers, vaak al tijdens het leszwemmen. “Ik zie mooie voorbeelden daarvan met verenigingen als ZPC Hoogeveen en ZV De Vikings uit Harlingen die daardoor bloeiende minioren afdelingen hebben. Wat in beide gevallen daarbij enorm helpt, is dat er mensen zijn die zowel bij het zwembad als bij de vereniging actief zijn. Daardoor kun je zwemlessen en zwemverenigingen eenvoudiger aan elkaar koppelen.”

Mindset

Ook ouders kunnen er anders tegenaan kijken, aldus Koek. “Nu wordt zwemles vaak door hen niet als sport ervaren, maar als een ‘moetje’. En zien ouders niet dat kinderen tijdens zo’n zwemles ook veel leren en het naar hun zin hebben. Die ouders moeten dus een andere mindset krijgen. Daarbij helpt het natuurlijk niet dat de NOC*NSF in haar uitingen stelt: ‘Ben je klaar met je zwemles? Dan kun je eindelijk op een sport!’. Alsof zwemmen geen sport is! In die zin moet zwemmen nog wel nadrukkelijk werken aan het imago.”

Koek vindt dat het daarbij de kunst is dat trainers enerzijds zorgen dat wedstrijdzwemmen leuk is en anderzijds ervoor zorgen dat kinderen ook daadwerkelijk iets leren. “Het was Foppe de Haan, die ooit zei: als je merkt dat je beter wordt, is dat de beste doping die er is.”

Koek verbaast zich er in dat verband ook over dat in Nederland – in tegenstelling tot veel andere landen – veel meer goede jonge zwemsters zijn dan goede jonge zwemmers. “Een verklaring zou kunnen zijn dat we in Nederland erg focussen op technisch goed zwemmen en dat ligt meisjes vaak beter. Jongens daarentegen willen vaak ook graag even wedstrijdjes doen en lekker ‘rausen’.”

Na 1 augustus wil Koek nadrukkelijk behouden wat momenteel al goed gaat bij het OC Drachten. “Dan heb ik het onder meer over de samenwerking met Sportbedrijf Smallingerland, het CTO Noord en DZ&PC.” Wel wil hij kritisch gaan kijken naar de trainingstijden en -momenten. “Ook omdat de doelgroep iets anders wordt. Nu zaten er vooral wat oudere zwemmers in het OC, die vaak de EJK-leeftijd al gepasseerd waren. In de nieuwe opzet daarentegen is het OC nadrukkelijk bedoeld tot maximaal een jaar na het EJK.”

“Zwemmen moet nog wel nadrukkelijk werken aan het imago”

Insteek

Ook de insteek wordt anders. “De afgelopen jaren heeft de focus van OC’s steeds gelegen op het mensen te laten doorstromen naar de top, op het afleveren van mensen aan de NTC’s. Er was echter nooit een beeld wat dat betekende voor de verenigingen. In het nieuwe beleidsplan is dat anders: daar ligt de nadruk op het hun hele leven in het zwemmen houden van mensen. Vanzelfsprekend blijft daarbij de stip voor OC-zwemmers om door te stromen naar de ‘topsportprogramma’s in Amsterdam en Eindhoven. Als je bedenkt dat er vijf OC’s zijn en maar twee High Performance Centra (HPC), betekent dat echter ook dat 60-70 procent van de OC-zwemmers niet bij een HPC terecht zal komen. Die groep moet terug naar de vereniging en in die zin leidt een OC dus ook op voor een vereniging.Ik denk dat die groep van grote waarde kan zijn voor verenigingen: voor de verenigingstrainers, maar ook voor de nieuwe talenten bij zo’n vereniging.”

Koek ziet ook mentaal een uitdaging. De generatie talenten die nu opgroeit, is niet altijd gewend om met tegenslagen en weerstand om te gaan. “Dat komt deels vanwege de curling-ouders, die alle obstakels voor hun kinderen wegnemen. Daarmee kweek je echter geen topsporters. Om dat op te lossen, kijk ik ook naar andere coaches, zoals turncoach Tjalling van den Berg uit Heerenveen. Die heeft ECO-Coachen bedacht, waarbij het erom draait om bewust zo nu en dan tegenslagen voor je sporters te creëren. Natuurlijk is het dan wel van belang om ouders daarin mee te krijgen en hen de juiste voorlichting te geven. Zodat ze weten hoe ze met hun talentvolle kind om moeten gaan: hoe ondersteun ik mijn kind enerzijds en maak ik het hem of haar anderzijds niet te gemakkelijk.”

Groep

Momenteel trainen vier zwemmers fulltime in Drachten: Jelle Betten, Silke Holkenborg, Laura Setz, Marieke Tienstra. Alle vier zijn inmiddels te oud voor het OC Drachten. “Silke stroomt door naar het HPC Amsterdam, met de andere drie ga ik het gesprek aan over hoe ze het beste kunnen terugkeren naar de verenigingen en welke rol ze dan kunnen gaan spelen. Daarnaast is er natuurlijk ook een groep die op het punt staat om in te stromen. Maar hoe die groep er uit zal gaan zien, daarvan heb ik nog geen nauwkeurig beeld.”

Koek komt er regelmatig op terug: er moet meer interactie komen tussen OC Drachten en de verenigingen. “Daarbinnen passen ook de regionale trainingen uit het KNZB-Plus pakket, waarmee we onlangs zijn gestart. Daarbij is bij het OC Drachten een baan vrijgemaakt, waarin wat oudere verenigingszwemmers extra kunnen trainen in een 50 meter bad. Ik wil die samenwerking tussen jonge OC-talenten en wat oudere verenigingszwemmers nog meer gaan uitbouwen. Waarbij ook een verenigingstrainer welkom is om te helpen bij een OC-zwemmer.”

Het valt Koek op dat Nederland al jaren voornamelijk talenten voortbrengt op de sprintafstanden vrije slag en op de lange afstanden open water. “Ik geloof dat dat niet samenhangt met de aanwezigheid van talent, maar veel meer met wat we trainen. En juist in een OC – waar het nog echt draait om talentontwikkeling en nog niet om Olympisch presteren – kunnen we die andere vaardigheden – andere slagen, tussenafstanden – meer aan bod laten komen. Zelf ben ik in dat verband een groot voorstander van het veel trainen op de wisselslag. Want daarbij komen soms onvermoede talenten naar boven drijven. Je komt er namelijk pas achter waar je goed in bent, als je alles getraind hebt.”

"Vaak waren juist die kleine verenigingen de bakermat van het talent”

Te hard trainen

In het verleden kreeg Koek wel eens het verwijt dat hij talenten zoals Femke Leenstra kapot zou maken door ze te hard te laten trainen. Dat zou namelijk blijken uit testen. Koek kan er kort over zijn: “Ik heb destijds samen met sporters en de rest van het begeleidingsteam de vermeende conclusies uit de testen geanalyseerd en wij kwamen tot hele andere verklaringen voor de testresultaten dan ‘te hard trainen’. Dat klopte ook, want we hadden niet te hard getraind.” Hij haalt nog een ander argument aan: “Als je kijkt naar het aantal geblesseerden dat we hebben gehad, is dat minimaal.”

Daarnaast wijst hij erop dat de ontwikkeling van een sporter met golfbewegingen gaat: “Talentvolle zwemmers en zwemsters maakten vaak een enorme ontwikkeling door en kwamen op zo’n hoogtepunt bij het RTC. Als zo’n ontwikkeling dan vervolgens even stagneert bij het RTC, wat ook wel normaal is na een periode van sterke groei, zou dat ‘opeens’ aan de coach liggen waar de zwemmers dan trainen. Ik geloof dat niet.Ik ben er ook geen voorstander van om zwemmers en zwemsters te vroeg weg te halen uit een omgeving waar ze zich op dat moment knetterhard ontwikkelen. Ik vind dat je dat beter kunt doen wanneer je ziet dat die ontwikkeling stagneert en dat er nieuwe prikkels nodig zijn.”

Doelen

Koek wil dat de samenwerking tussen verenigingen en het OC Drachten de komende jaren een geoliede machine wordt, waarbij verenigingstrainers ook meedraaien bij het OC, wanneer hun sporters daar parttime zwemmen. “Ik ben ervan overtuigd dat dan het noorden weer een grotere bijdrage – zeker zo’n twintig procent – kan leveren aan de nationale ploegen die naar internationale toernooien gaan. En dat er opvolgers komen voor ‘noordelijke’ zwemsters als Ranomi Kromowidjojo, Inge Dekker en Karin Brienesse.

Deel dit artikel